Door: Maarten-Jan Evers, manager vastgoedtaxaties
De kern van het Didam-arrest is dat er bij de verkoop van gemeentelijke eigendommen een openbare selectieprocedure moet worden georganiseerd als er naar verwachting meerdere koopgegadigden zijn. Deze regel vindt zijn oorsprong in het gelijkheidsbeginsel. Een één-op-één verkoop is alleen toegestaan als er sprake is van één serieuze koopgegadigde. Gemeenten hebben in diverse rechtszaken na dit arrest, op basis van het vertrouwensbeginsel, beargumenteerd dat een overheid eerder gemaakte afspraken ook na dient te komen. Uit deze procedures bleek dit niet altijd te gelden. Rechtbanken behandelen deze zaken geval voor geval en de hieruit voortvloeiende jurisprudentie schept inzicht in hoe we in de praktijk om moeten gaan met het Didam-arrest. Ten aanzien van de gevolgen van het Didam-arrest voor de gemeente Montferland was nog onbekend wat de gevolgen zijn voor de reeds gesloten koopovereenkomst. Het voorlopige antwoord is nu bekend.
In het kort: het Hof vernietigt de gesloten koopovereenkomst. Nadat het Hof vastgesteld had dat de gemeente in strijd met de regels uit het Didam-arrest heeft gehandeld, zet zij bondig uiteen welke sanctie daarop van toepassing is. De overeenkomst dient vernietigd te worden aangezien partijen tijdens het sluiten van de overeenkomst wisten dat er een kort geding aangespannen was en daardoor ook wisten dat er meer gegadigden waren. Bij recente procedures oordeelden Rechtbanken dat de overeenkomsten nietig zouden zijn. Het Hof geeft nu een motivatie voor vernietiging. De overeenkomst heeft dus bestaan tot het moment van vernietiging. Hieraan verbindt het Hof rechtsgevolgen. Hoewel de eisende partij in deze zaak nu alsnog mag meedoen aan een selectieprocedure, stelt het Hof dat het zeer aannemelijk is dat deze partij toch schade heeft geleden of zal lijden. Die schade dient de gemeente te vergoeden. De gemeente handelde onrechtmatig.
De gevolgen van de uitspraak van het Hof zijn dat de gemeente zich ervan bewust moet zijn dat het gelijkheidsbeginsel ook voor de totstandkoming van een overeenkomst zou kunnen gelden. Het Hof verwijt de gemeente dat zij exclusief in onderhandeling over planvorming en realisatie is getreden, terwijl op dat moment niet vaststond dat haar gesprekspartner de enige serieuze gegadigde was. Het gelijkheidsbeginsel geldt dan al vanaf het moment dat de plannen gemaakt worden. Een ander gevolg is dat het Hof de redenering onderbouwt met regels uit het aanbestedingsrecht. Het is de vraag of deze van toepassing zijn. De verwachting is dat deze vragen voorgelegd zullen worden aan de Hoge Raad. Vanuit de praktijk is er wellicht ook behoefte aan een Didam II-arrest; het Didam-arrest zou daarmee genuanceerd kunnen worden en nadere rechtsregels over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel kunnen daarmee geformuleerd worden.
Lees hier onze vorige nieuwsbrief over het Didam Arrest.
|
Maarten Jan-Evers
| ContactTelefoon: 088-8883000E-mail: info@thorbecke.nlVolg ons via |