Zonder hoofdgebouw geen achtererfgebied

Publicatie datum: 28 juni 2021 13:35
Bouwen zonder vergunning is aantrekkelijk. Geen lange procedures, geen (kans op) bezwaren en geen extra kosten aan leges en aanvullende stukken. In artikelen 2 en 3 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de bouwactiviteiten opgenomen die zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd. Met name het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken – vaak uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen – op het achtererfgebied is een mogelijkheid waar veel gebruik van wordt gemaakt. Maar daar gaat het ook regelmatig mis. 

Wel of geen achtererfgebied?

Hoewel de definitie in artikel 1 bijlage II Bor helder lijkt, is er toch al vaak geprocedeerd over welke gronden wel en welke gronden niet tot het achtererfgebied behoren. Met name dubbelbestemmingen en aanduidingen maken dat gronden achter het hoofdgebouw toch niet altijd tot het achtererf(gebied) behoren. Zie bijvoorbeeld deze twee uitspraken van 17 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1408 en ECLI:NL:RVS:2020:1413). Recent oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over bebouwing die ogenschijnlijk wel op gronden behorende tot het achtererfgebied stonden, maar toch niet vergunningvrij gebouwd mochten worden omdat er überhaupt geen sprake van een hoofdgebouw was. Voor de volledigheid hierbij de definities uit artikel 1 bijlage II Bor van achtererfgebied en hoofdgebouw: 

achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

Casus uit de praktijk

Op 2 juni deed de Afdeling uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:1173) in een zaak tussen een inwoner van Akersloot en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum waarin het vooral ging over de vraag of er wel sprake was van een achtererfgebied achter een hoofdgebouw. Appellant is eigenaar van een perceel waarop een paardenstal, schuilstallen en hekwerken staan. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan de enkelbestemming ‘Agrarisch’, de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ en de gebiedsaanduiding ‘weidevogelleefgebied’. De woning van appellant staat op een andere locatie te Akersloot. Van belang is dat het college in 1991, in afwijking van het toen geldende bestemmingsplan, een bouwvergunning heeft verleend voor het bouwen van een stal op het perceel voor het hobbymatig houden van paarden. 

Naar aanleiding van meldingen over illegale bouwwerken op het perceel zijn enkele controles uitgevoerd. Er is onder andere geconstateerd dat er sprake is van overtreding vanwege het zonder omgevingsvergunning bouwen van een uitbouw aan de paardenstal en het bouwen van een schuilstal in het achtererfgebied. De overige overtredingen blijven in dit artikel buiten beschouwing, maar staan vanzelfsprekend wel in de uitspraak. Het college is over gegaan tot handhaving en heeft een last onder dwangsom opgelegd. Bij besluit op bezwaar heeft het college het besluit, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten. Het beroep van appellant is door de rechtbank ongegrond verklaard.

Hoger beroep door appellant

In hoger beroep betoogt appellant dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de uitbouw van de paardenstal (en de schuilstal achter de paardenstal) op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Bor vergunningvrij zijn. Hij voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de paardenstal op het perceel niet kan worden aangemerkt als hoofdgebouw in de zin van artikel 1, eerste lid. Hij stelt dat het gebouw noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming ‘Agrarisch’ omdat dit niet mogelijk is zonder een stal op het perceel te hebben. Volgens appellant dient de paardenstal ook te worden aangemerkt als hoofdgebouw gelet op artikel 1.61 van de planregels. De paardenstal is namelijk het grootste en belangrijkste gebouw op het perceel. Appellant wijst op de door het college in 1991 verleende bouwvergunning voor de bouw van een paardenstal voor het hobbymatig houden van paarden. 

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling overweegt echter dat de rechtbank terecht getoetst heeft aan de definitie van hoofdgebouw in artikel 1, eerste lid, van bijlage II van het Bor. De definitie van hoofdgebouw in artikel 1.61 van de planregels is in dit geval niet van toepassing, omdat de vraag voor ligt of de uitbouw aan de paardenstal zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Bor mocht worden gerealiseerd. De paardenstal is naar het oordeel van de Afdeling geen gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de op het perceel rustende bestemming. De paardenstal faciliteert het hobbymatig houden van paarden en voldoet daarom, gelet op de omschrijving van de bestemming ‘Agrarisch’ in artikel 3.1.1 van de planregels in samenhang bezien met de begripsomschrijvingen van ‘Agrarisch bedrijf’ en ‘Volwaardig agrarisch bedrijf’ in artikelen 1.10 en 1.112 van de planregels, niet aan de op het perceel rustende bestemming. De paardenstal is daardoor niet noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming waardoor geen sprake is van een hoofdgebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Bij gebreke van een hoofdgebouw is het vergunningvrij oprichten van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan in een achtererfgebied, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II van het Bor, niet mogelijk. 

Conclusie

Uit het voorgaande wordt duidelijk dat zelfs een eerder vergund gebouw niet automatisch ook het hoofdgebouw is, ook al lijkt de functie van dat gebouw aan te sluiten bij de bestemming. Kennelijk is voldoende aannemelijk gemaakt dat het college nooit een bouwvergunning voor een hoofdgebouw heeft verleend, maar enkel voor het in afwijking gebruiken van een bijgebouw omdat ‘slechts’ sprake is van hobbymatig houden van paarden. En zonder hoofdgebouw is er ook geen achtererfgebied en dus kan ook niet vergunningvrij gebouwd worden.

 

 

Contact
Telefoon: 088-8883000
E-mail: info@thorbecke.nl
 
 
Volg ons via
 
 

 

Terug naar

Missie van Thorbecke
Door daadkracht én in samenwerking
publieke organisaties verder brengen

 

 

Thorbecke Nieuwsbrief

 

Contact
088-8883000
info@thorbecke.nl