Jurisprudentie rondom immateriële schadevergoeding

Publicatie datum: 26 april 2023 08:13
Wij schreven in een eerdere nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom de immateriële schadevergoeding (ISV). Maar zoals dat in de rechtspraak gaat zijn er telkens ook weer nieuwe ontwikkelingen. Daar nemen wij u graag in mee.

Immateriële schadevergoeding

Nog even in het algemeen, wat is immateriële schade: schade die veroorzaakt is door verdriet, smart of geestelijk gemis. Deze schade is (in tegenstelling tot materiële schade) niet direct in geld uit te drukken. De vergoeding die wordt uitgekeerd om immateriële schade te vergoeden heet smartengeld.

De hoogte van het bedrag

Immateriële schadevergoeding wordt uitgekeerd om de belanghebbende te compenseren voor de spanning en de frustratie gedurende het uitblijven van duidelijkheid. In de basis kan een belanghebbende aanspraak maken op ISV op het moment dat de gehele procedure van bezwaar en beroep langer duurt dan de redelijke termijn van 2 jaar na het indienen van het bezwaarschrift. 
Deze vergoeding wordt veelal vastgesteld op € 500,00 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. Inmiddels is duidelijk dat de hoogte van het financiële belang van invloed kan zijn op het al dan niet toekennen van de ISV (HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:965).
Wie voert de immateriële schade aan?
Veelal worden beroepszaken door een gemachtigde gevoerd. In de machtiging staat standaard omschreven dat de gemachtigde de vergoeding van de immateriële schade en de vergoeding van de materiële schade, de proceskostenvergoeding, de verbeurde dwangsommen en/of het griffierecht voor hem/haar op rekening van gevolmachtigde wordt uitgekeerd. 

In een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2023:454) heeft de rechter bepaald dat de vergoeding van de ISV toekomt aan eiser: 

“De immateriële schade die bij overschrijding van de redelijke termijn voor vergoeding in aanmerking komt, is gelegen in de spanning en frustratie die een belastingplichtige ondervindt als gevolg van het geschil tussen hem en de heffingsambtenaar. Gerechtigd tot deze vergoeding is de belastingplichtige zelf (dus eiser). Dit brengt de rechtbank ertoe te bepalen dat de vergoeding dient te worden uitbetaald aan eiser zelf.” “De rechtbank voegt hieraan toe dat de omstandigheid dat in de algemene voorwaarden is vastgelegd dat de vergoeding van immateriële schade toekomt aan de gemachtigde, kan leiden tot het bestaan van bijzondere omstandigheden die aanleiding vormen om te twijfelen aan de aanwezigheid van (de in beginsel veronderstelde) spanning en frustratie”. 

Het lijkt erop dat de financiële prikkel voor een gemachtigde om een beroepszaak te starten met deze uitspraak iets kan worden beperkt.

Verdere beperking van uitkering middels jurisprudentie

Daarnaast is onlangs een uitspraak gepubliceerd (20 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3552) waarin de rechter tot de conclusie kwam, dat er in dit geval weliswaar sprake was van overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaar na het indienen van het bezwaarschrift maar, dat er toch geen €500.- per half jaaroverschrijding werd uitgekeerd. In dit geval oordeelde de rechtbank, dat er binnen de ruimte die de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten dan de Mens (EHRM) daarvoor biedt, door de Nederlandse bestuursrechter gedifferentieerd moet worden bij de toekenning van een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. 
Binnen de WOZ gaat het om een éénmalige belastingaanslag die niet doorwerkt in de toekomst. De WOZ-waarde wordt immers ieder kalenderjaar opnieuw vastgesteld, waarna daartegen ieder jaar rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. 

Vanwege het feit dat eiseres een vennootschap is en de zaak enkel van financiële aard is, vindt de rechtbank dat de spanning en stress die belanghebbende kan ervaren van een relatief gering belang is. Het financiële belang is dan weliswaar redelijk groot maar vennootschappen hebben vaker te maken met dergelijke financiële belangen. Dit financiële belang zou bij particulieren voor meer stress en spanning zorgen dan bij betrokken eiseres. De rechtbank stelt een schadevergoeding van €50.- per half jaar vast. Dit is slechts een 10e van hetgeen gebruikelijk is.

Over proceskostenvergoeding in het algemeen is onlangs in een niet WOZ gerelateerde zaak het volgende geschreven: ”De kantonrechter kan niet aan de samenleving uitleggen dat gemachtigde bijna €1.300,00 aan proceskostenvergoeding ontvangt terwijl zijn inspanningen in de zaak gering zijn.” (20 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3370)

De toekomst zal het leren

Wat deze uitspraak gaat brengen binnen het systeem van toekennen van proceskostenvergoeding blijft de komende tijd nog onzeker. Wordt de hoogte van de vergoeding afhankelijk van de ingezette uren van een gemachtigde? Worden de tarieven verlaagd? 

Wat deze uitspraken ons leren is dat, met goed onderbouwde argumenten, het mogelijk is om niet te berusten in het feit dat er altijd maar een volledige schadevergoeding uitgekeerd hoeft te worden. De ISV kan dus een minder grote kostenpost voor de gemeenten en de staat worden. Belangrijker is misschien nog wel dat een professioneel bezwaarmaker ook gaat afwegen of de gang naar de rechter financieel wel uit kan aangezien de ISV voornamelijk aan gemachtigde word/werd uitgekeerd op basis van de machtiging. Zoals te lezen in de uitspraak is de rechtbank welwillend om met verzoeken vanuit de gemeente mee te bewegen.

 

 

Contact
Telefoon: 088-8883000
E-mail: info@thorbecke.nl
 
 
Volg ons via
 
 

Terug naar

Missie van Thorbecke
Door daadkracht én in samenwerking
publieke organisaties verder brengen

 

 

Thorbecke Nieuwsbrief

 

Contact
088-8883000
info@thorbecke.nl